Woorden 1-12 van 12
1. To jest Jan.
- a Zij heet Anna.
- b Goedemorgen.
- c Aangenaam.
- d Dit is Jan.
2. To jest kawa.
- a Dit is Jan.
- b Dit is koffie.
- c Niets bijzonders.
- d Goedenavond.
3. Tak, to jest Jan.
- a Goed, dank je.
- b Ja, dit is Jan.
- c Aangenaam.
- d Goedemorgen.
4. Cześć.
- a Mijn voornaam is Tomasz.
- b Goedemorgen.
- c Ik heet Kowalski.
- d Hallo.
5. Dzień dobry.
- a Ik heet Kowalski.
- b Goedenavond.
- c Hallo.
- d Goedemorgen.
6. Dobry wieczór.
- a Aangenaam.
- b Goedenavond.
- c Niets bijzonders.
- d Ja, dit is Jan.
7. Dobrze, dziękuję.
- a Dit is koffie.
- b Mijn voornaam is Tomasz.
- c Goedemorgen.
- d Goed, dank je.
8. Nic ciekawego.
- a Hallo.
- b Goedenavond.
- c Niets bijzonders.
- d Goed, dank je.
9. Miło mi.
- a Aangenaam.
- b Goedemorgen.
- c Ja, dit is Jan.
- d Dit is koffie.
10. Nazywam się Kowalski.
- a Goedemorgen.
- b Hallo.
- c Ik heet Kowalski.
- d Goed, dank je.
11. Mam na imię Tomasz.
- a Zij heet Anna.
- b Hallo.
- c Ja, dit is Jan.
- d Mijn voornaam is Tomasz.
12. Ona ma na imię Anna.
- a Hallo.
- b Zij heet Anna.
- c Dit is koffie.
- d Ja, dit is Jan.
Woorden 1-12 van 12
1. Dit is Jan.
- a Mijn voornaam is Tomasz.
- b Ona ma na imię Anna.
- c Tak, to jest Jan.
- d To jest Jan.
2. Dit is koffie.
- a Nic ciekawego.
- b To jest kawa.
- c Ona ma na imię Anna.
- d Tak, to jest Jan.
3. Ja, dit is Jan.
- a Mijn voornaam is Tomasz.
- b Dzień dobry.
- c Tak, to jest Jan.
- d To jest kawa.
4. Hallo.
- a Cześć.
- b Nic ciekawego.
- c Dobrze, dziękuję.
- d Ona ma na imię Anna.
5. Goedemorgen.
- a Tak, to jest Jan.
- b Dzień dobry.
- c To jest Jan.
- d Dobry wieczór.
6. Goedenavond.
- a Dobry wieczór.
- b Miło mi.
- c To jest Jan.
- d Dobrze, dziękuję.
7. Goed, dank je.
- a Nazywam się Kowalski.
- b Nic ciekawego.
- c Miło mi.
- d Dobrze, dziękuję.
8. Niets bijzonders.
- a Nic ciekawego.
- b Cześć.
- c To jest Jan.
- d Miło mi.
9. Aangenaam.
- a Tak, to jest Jan.
- b Cześć.
- c Miło mi.
- d Dzień dobry.
10. Ik heet Kowalski.
- a Cześć.
- b To jest kawa.
- c Nic ciekawego.
- d Nazywam się Kowalski.
11. Mam na imię Tomasz.
- a Cześć.
- b To jest kawa.
- c Dobry wieczór.
- d Mijn voornaam is Tomasz.
12. Zij heet Anna.
- a Mijn voornaam is Tomasz.
- b Dobry wieczór.
- c Nic ciekawego.
- d Ona ma na imię Anna.
Woorden 1-9 van 9
1. Wiem
- a Ik begrijp het.
- b Peter is erg klein.
- c Ola, Kasia en Jacek zijn broers en zussen.
- d Ik weet het.
2. Rozumiem.
- a Ik begrijp het.
- b Ik weet het.
- c Ola, Kasia en Jacek zijn broers en zussen.
- d Het gaat me goed.
3. Jestem.
- a Ola, Kasia en Jacek zijn broers en zussen.
- b Dit is Anna.
- c Het gaat me goed.
- d Ik ben er.
4. Mam się dobrze.
- a Ik begrijp het.
- b Peter is erg klein.
- c Dit is onze broer.
- d Het gaat me goed.
5. To jest nasz brat.
- a Ik weet het.
- b Het gaat me goed.
- c Dit is onze broer.
- d Dit is Anna.
6. Ola, Kasia i Jacek to rodzeństwo.
- a Ik weet het.
- b Ola, Kasia en Jacek zijn broers en zussen.
- c Dit is onze broer.
- d Ik begrijp het.
7. Kto to jest?
- a Wie is dat?
- b Het gaat me goed.
- c Ola, Kasia en Jacek zijn broers en zussen.
- d Dit is onze broer.
8. To jest Anna.
- a Peter is erg klein.
- b Dit is Anna.
- c Het gaat me goed.
- d Ola, Kasia en Jacek zijn broers en zussen.
9. Piotr jest bardzo mały.
- a Wie is dat?
- b Peter is erg klein.
- c Dit is Anna.
- d Het gaat me goed.
Woorden 1-9 van 9
1. Ik weet het.
- a Mam się dobrze.
- b To jest nasz brat.
- c Kto to jest?
- d Wiem
2. Ik begrijp het.
- a Jestem.
- b Rozumiem.
- c Wiem
- d Ola, Kasia i Jacek to rodzeństwo.
3. Ik ben er.
- a Jestem.
- b Wiem
- c Dit is Anna.
- d Kto to jest?
Woorden 4-9 van 9
4. Het gaat me goed.
- a Kto to jest?
- b Jestem.
- c Dit is Anna.
- d Mam się dobrze.
5. Dit is onze broer.
- a Ola, Kasia i Jacek to rodzeństwo.
- b To jest nasz brat.
- c Dit is Anna.
- d Wiem
6. Ola, Kasia en Jacek zijn broers en zussen.
- a Dit is Anna.
- b Jestem.
- c Kto to jest?
- d Ola, Kasia i Jacek to rodzeństwo.
7. Wie is dat?
- a Mam się dobrze.
- b Kto to jest?
- c Jestem.
- d Rozumiem.
8. To jest Anna.
- a Piotr jest bardzo mały.
- b Jestem.
- c Mam się dobrze.
- d Dit is Anna.
9. Peter is erg klein.
- a To jest nasz brat.
- b Kto to jest?
- c Piotr jest bardzo mały.
- d Mam się dobrze.
Deze eerste les kan je gratis inzien om een indruk te krijgen van de cursus.
Enthousiast geworden over Pools studeren bij Pools Online? Meld je dan nu aan!
Copyright 2007-2025 © Pools Taalinstituut Kopernis
Inloggen bij Pools Online
Meld je aan en begin direct met Pools leren
Aanmelden voor de uitgebreide cursus Pools
van
6 maanden
6 maanden
Aanmelden voor de snelcursus Pools
van
13 weken
13 weken
Probeer een gratis proefles van één van onze twee cursussen

